Verschillende opnamemethoden
124
Zie Functies beschikbaar in elke opnamemodus (p. 230).
U kunt verticale en horizontale rasterlijnen, een hulplijn voor het
afdrukgebied (uitsnede), of beide weergeven op het LCD-scherm om
de positie van het onderwerp te controleren.
* Beelden worden nog steeds opgenomen met een standaardverhouding van 4:3.
De displaysjablonen instellen
Uit –
Raster
Geeft rasterlijnen weer die het scherm in 9 verdelen. Hiermee kunt
u de verticale en horizontale positie van het onderwerp controleren.
Uitsnede
Hiermee kunt u het afdrukgebied voor een uitsnede controleren.*
Gebieden die zich buiten het afdrukbare gebied bevinden worden
grijs weergegeven.
Beide
Geeft de rasterlijnen en de hulplijn voor de uitsnede tegelijkertijd
weer.
1
Selecteer [Disp. Sjabloon].
1. Druk op de knop .
2. In het menu [ ] gebruikt u de knop
of om [Disp. Sjabloon]
te selecteren.
2
Accepteer de instelling.
1. Gebruik de knop of om [Uit],
[Raster], [Uitsnede] of [Beide]
te selecteren.
2. Druk op de knop .
z De rasterlijnen en de hulplijn voor de uitsnede worden niet
in het beeld opgenomen.
z Wanneer of is geselecteerd of wanneer u zich
bevindt in de filmmodus, kan alleen de optie [Raster]
worden gebruikt.
Comentarios a estos manuales